Feitenrelaas gemeente inzake Gemeenteweg 236 (Casus D)

Medio 2001 vinden de eerste verkennende gesprekken plaats tussen H. en de toenmalig portefeuillehouder ruimtelijke ordening over de mogelijkheid om op kleine schaal woningbouw te realiseren. (In die tijd had het college een positieve grondhouding voor plannen om bedrijfsgebouwen te verruilen voor kleinschalige woningbouwprojecten).

In augustus 2006 dient J. een bouwaanvraag in voor het oprichten van een machineberging.

In oktober 2006 dient J. een aanvraag ingevolge de Wet milieubeheer in met het doel het oprichten van een schapenhouderij. Het betreft de aanvraag voor een nog niet bestaand bedrijf.

In april 2007 blijkt dat J. niet kan voldoen aan de milieunormen (geurcirkels) en met die reden wordt de laatstgenoemde aanvraag geweigerd en belandt de eerstgenoemde aanvraag ‘op de plank’.

In 2008 maakt H. zijn plannen voor de realisatie van een aantal woningen bekend. In eerste aanleg worden de plannen als voorontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. De plannen komen echter niet verder, doordat H. de plannen onvoldoende concreet maakt. Tegen het voorontwerp is door J. bezwaar gemaakt.

Op 10 november 2010 wordt het voorontwerp bestemmingsplan ‘De Streek’ ter inzage gelegd. Voornoemde locatie valt binnen dit bestemmingsplan. In totaal behelst dit voorontwerp bestemmingsplan ongeveer 1.100 adressen. Er worden door de gemeente vier inspraakavonden gehouden, waarvoor veel belangstelling is. Ook zorgt de gemeente voor een publicatie en herhaalt deze ook. In totaal zijn er ongeveer 140 inspraakreacties ontvangen, die in ongeveer de helft van de gevallen hebben geleid tot aanpassing. Met betrekking tot perceel Gemeenteweg 236, met bestemming wonen-1 (wijziging, dit was agrarisch), is geen reactie ontvangen. Dit traject heeft geduurd van 10 november 2010 tot 19 januari 2011.

Los van het bestemmingsplan ‘De Streek’ stemt het college op 22 juni 2012 in met de herontwikkeling van de bedrijfslocaties bij Gemeenteweg 226-238. Deze ontwikkeling wordt los gezien van bestemmingsplan ‘De Streek’. H. ontvangt een brief waarin het college aangeeft dat zij in principe bereid is medewerking te verlenen aan de ontwikkeling.

Op 30 november 2012 wordt het ontwerp bestemmingsplan ‘De Streek’ gedurende 6 weken ter inzage gelegd. De gemeente ontvangt op basis hiervan 67 zienswijzen. De gemeente komt bij ongeveer de helft van de zienswijzen de indieners tegemoet. Een van de zienswijzen is ingediend door J. Hij verzet zich in de zienswijze tegen de wijziging van zijn bestemming, die wijzigt van agrarisch naar wonen-1. Het college besluit dat de bestemming van Gemeenteweg 236 conform het ontwerp bestemmingsplan wonen-1 blijft. De indieners van de zienswijzen ontvangen van de gemeente de uitkomst van de ingediende zienswijze en uitleg over hun mogelijkheden en de procedure.

Op 23 mei 2013 ontvangt de gemeente een zogeheten melding Activiteitenbesluit voor het houden van 52 stuks jongvee, jonger dan twee jaar. (Deze melding is in afwachting van verdere ontwikkelingen ter plaatse niet gepubliceerd).

Op 28 mei 2013 vindt de opiniërende behandeling (audio) van het bestemmingsplan ‘De Streek’ plaats in de vergadering van de gemeenteraad. Door J. wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om in te spreken.

Op 11 juni 2013 stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan vast en past, middels amendement, de bestemming van Gemeenteweg 236 aan en wijzigt deze van wonen-1 in agrarisch. Belanghebbenden H. (2x), V. en L. verzetten zich tegen het besluit van de gemeenteraad (audio) en wenden zich tot de Raad van State.

Op 8 november 2013 dient de voorlopige voorziening en op 18 november 2013 wijst de Raad van State de voorlopige voorziening toe. De aanduidingen ‘bouwvlak’ en ‘agrarisch-kleinschalig’ worden geschorst. Tijdens het traject blijkt dat verhoudingen tussen J. en H. erg snel verharden. Men verwijt elkaar over en weer veel. Beide partijen geven aan dat ze de overtuiging hebben dat de ander hen dwarsboomt en daardoor plannen niet gerealiseerd kunnen worden. De gemeente probeert met partijen tot een maatwerkoplossing te komen. Dit lijkt in eerste aanleg de goede kant op te gaan, maar slaagt niet.

Op 14 mei 2014 stelt de Raad van State H. in het gelijk en draagt de gemeenteraad op een beter besluit te nemen. De raad wordt gevraagd meer rekening te houden met de bakkerij en de varkenshouderij. De verhoudingen tussen partijen verharden verder door de uitspraak.

Op 20 juli 2014 en daarna vinden er gesprekken plaats tussen de wethouder en de betrokkenen. Het doel is de belangen helder te krijgen en te bezien of een maatwerkoplossing mogelijk is.

Op 9 september 2014 besluit het college de gemeenteraad voor te stellen perceel Gemeenteweg 236 een woonbestemming toe te kennen (consistent met het eerste raadsvoorstel). Medio september vinden meerdere gesprekken plaats tussen de wethouder verantwoordelijk voor ruimtelijke ordening en betrokken partijen. Vastgesteld wordt dat de gesprekken niet leiden tot een oplossing.

Tijdens de behandeling van het collegevoorstel in de raadsvergadering op 13 januari 2015 spreekt de gemeenteraad de wens uit (audio) om opnieuw met behulp van ‘mediation’ te werken aan een oplossing. De gemeente besluit twee externe mediators in te huren en plant meerdere dagen in om de gesprekken te ondersteunen. De gesprekken leiden niet tot enig resultaat.

Op 10 februari 2015 wordt het  raadsvoorstel opiniërend besproken (audio) in de vergadering van de gemeenteraad.

Op 10 maart 2015 besluit de gemeenteraad (audio) tot vaststelling. Perceel Gemeenteweg 236 wordt bestemd als wonen.
De heer Mulder dient namens de fractie SGP een amendement in waarbij de bestemming wordt gewijzigd in “Agrarisch”. Het amendement wordt met zes stemmen voor en elf stemmen tegen verworpen. De fracties SGP en GB stemmen voor, de fracties CDA, PvdA, CU en LN stemmen tegen.

Op 3 april 2015 is er een uitzending van RTV Oost waarin ook Gemeenteweg 236 (Casus D) aan de orde komt (video).

Casus D, constateringen en conclusies
RTV Oost stelt dat de gemeente met valse bedoelingen met verschillende bestemmingsplankaarten heeft gewerkt en dat J. niet op de hoogte was van de wijziging van zijn bestemming van agrarisch naar wonen-1.

Geconcludeerd wordt dat deze beweringen onjuist zijn. Het is juist dat er verschillen zijn tussen het voorontwerp bestemmingsplan, het ontwerp bestemmingsplan en het definitieve bestemmingsplan. Hiermee komt de gemeente tijdens het proces van de totstandkoming van een vastgesteld bestemmingsplan juist tegemoet aan de uitkomsten, zoals deze aan de orde komen tijdens de inspraak en tijdens de behandeling van de zienswijzen. Daarnaast is het vaststellen en amenderen de bevoegdheid van de gemeenteraad.

Tijdens dit onderzoek is niet gebleken dat er met kwade opzet wijzigingen zijn aangebracht. Ook de bewering dat J. overvallen was door de wijziging en niet zijn recht heeft kunnen halen snijdt geen hout. J. heeft immers een zienswijze ingediend en heeft gebruik gemaakt van het spreekrecht tijdens de vergadering van de gemeenteraad.

Het blijkt dat de gemeente meer dan uitsluitend aan haar juridische verplichtingen (publiceren) heeft voldaan. De vraag die zich nu intern voordoet is of het niet verstandig is om in de toekomst eigenaren van percelen waarvan de bestemming wijzigt hiervan persoonlijk op de hoogte te stellen en op deze wijze eerder in het proces ruimte te geven om met elkaar te discussiëren over wederzijdse belangen.

Geconcludeerd wordt dat de aanvraag van het oprichten van een machineberging niet formeel is afgedaan. Dit in afwachting van verdere ontwikkelingen ter plaatse.

Lees ook:

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen